April
van Oers
verloskundige - specialisaties - lactatiekundige - preconceptiezorg
Borstvoeding is de beste voeding voor je baby, omdat de samenstelling elke dag weer anders is, precies afgestemd op wat je kind nodig heeft. Het beschermt je baby tegen ziekten en het helpt jou om weer te herstellen na de bevalling. Het geven van borstvoeding kan in het begin wel moeilijk of wennen zijn. Goede begeleiding is dan erg belangrijk, zodat je borstvoeding snel goed loopt en dit fijn is voor jou en je baby.
April
van Oers
verloskundige - specialisaties - lactatiekundige - preconceptiezorg
Meteen na de geboorte is de baby meestal erg alert en wakker. In dit uur zijn de reflexen van de baby sterk en zal de baby ook fanatiek op zoek gaan naar eten (zuigreflex). Dit uit zich in het driftig bewegen van het hoofd tot zijn mondje iets tegenkomt waar het op kan gaan zuigen. Vaak zijn dit (toevallig) de eigen knuistjes of de vinger van mama of papa. Als de baby tijdens dat zoeken echter in de buurt van de borst wordt gelegd, zal hij (soms met wat hulp) ook de tepel en tepelhof van de moeder kunnen vinden en hierop automatisch gaan zuigen. Hoe je de baby hierbij kan helpen, kun je verderop lezen.
Dit snelle aanleggen zorgt ervoor dat de juiste hormonen meteen gestimuleerd worden. Terwijl de baby de eerste beetjes colostrum (eerste melk) al uit de borst zuigt, wordt er nieuwe melk geproduceerd en stuwt de oxytocine de rest van het colostrum alweer naar de reservoirs. De baby past zich op dit proces automatisch aan door eerst een paar minuten snelle, korte zuigbewegingen te maken en daarna pas lange diepe halen te maken bij het zuigen. Door de snelle bewegingen stimuleert de baby de aanmaak van oxytocine, wat zorgt voor de toeschietreflex. De melk schiet naar voren waar het de reservoirs vult. De baby voelt dat er melk is en zuigt deze er met langzame diepe teugen uit. De langzame halen zorgen voor meer prolactineproductie, waardoor uiteindelijk meer melk wordt gemaakt.
De baby heeft meteen na de geboorte goed en lang aan de borsten gedronken. We weten nu dat de techniek dus bekend is bij de baby en dat de aanmaak van melk al meteen opgevoerd wordt.
Na een aantal dagen (bij een eerste kindje meestal na een dag of vier, bij volgende kindjes kan dit eerder) begint dit systeem zijn vruchten af te werpen.
Het principe van vraag en aanbod zal nog een paar keer voor een nieuw evenwicht gaan zorgen. Ongeveer twee weken na de bevalling, maar ook na zes weken, drie en zes maanden kun je regeldagen ondervinden. Dit zijn dagen waarop je merkt dat de melkproductie niet genoeg is voor de vraag van de baby. De baby zal vaak en lang willen eten en onrustig zijn.
Deze dagen kosten veel energie van je, vooral omdat rust/eten/drinken voorwaarden zijn voor je melkproductie, maar het evenwicht in aanmaak en behoefte van melk zal na twee dagen hersteld zijn. Neem even rust. Wat je wel in je achterhoofd moet houden, is dat je de baby wel vaak aan mag/moet leggen, maar dat een borst na een minuut of 20- 25 de grootste hoeveelheid melk kwijt is en dat je de baby dan van de borst af moet halen. Je kunt hem/haar dan beter nog eens aan de andere borst aanleggen.
Aanleggen begint met wennen aan elkaar. Jij en kindje liggen tegen elkaar aan, herkennen elkaars geur en raken elkaar aan. De baby zal na het geboren worden in de armen van jou tot rust komen en door alle zintuigen te gebruiken een band met je opbouwen.
Goede hygiëne
Goede hygiëne is erg belangrijk bij het geven van borstvoeding. Zowel de borsten en tepels van de moeder als de baby zelf zijn gevoelig voor bacteriën of schimmels.
Een comfortabele houding
Allereerst is het belangrijk dat je in een comfortabele houding gaat liggen/zitten. Zeker als je voor het eerst borstvoeding geeft, is overzicht belangrijk. Bovendien drinkt een kind vaak en soms ook lang 5/20 tot 30 minuten en krijg je last van je spieren als je al die tijd in een ongemakkelijke houding ligt.
Na de bevalling is de zijligging meestal de meest comfortabele en ontspannen houding. Zorg ervoor dat je helemaal doordraait op je zij, gebruik eventueel een kussen in je rug en zeker een kussentje tussen je knieën. Je hoofd wordt ondersteund door een of meerdere kussens, maar je schouder en armen zijn “vrij”.
Houding van de baby
Nu leg je de baby in de goede houding tegen je aan.
Je kindje aanleggen
Belangrijk is dat het kind de mond ver opent, want bij goed zuigen aan de borst heeft het kind niet alleen de tepel, maar ook een groot stuk tepelhof in de mond.
Goed aangelegd?
Je ziet dat de baby een heel stuk van de borst in zijn mond heeft. Dit trekt steeds een beetje mee naar binnen. Als je baby de borst goed vast heeft, krullen allebei zijn lippen naar buiten. Check dit elke keer als je twijfelt. Vooral de onderlip wordt wel eens mee naar binnen gezogen. Bovendien zie je bij het goed aanleggen van een baby de tong aan de onderkant over de borst glijden.
Is het neusje vrij?
Als je je kind met de buik tegen je eigen buik aan hebt liggen, is het niet nodig zijn/haar neusje vrij te houden.
Als je kind wel moeite heeft door de neus te ademen, kun je beter proberen het buikje nog meer tegen je aan te trekken, zodat het hoofd van de baby in een andere hoek komt te liggen tegenover je borst. Door de borst in te deuken kun je namelijk weer de reservoirtjes dichtduwen.
Vacuüm
Een kind dat de borst goed vastpakt, trekt dit vacuüm. Je moet dus geen grote smakgeluiden kunnen horen die erop wijzen dat de baby lucht meezuigt. Door dit vacuüm hebben borstvoedende kinderen vaak ook minder last van krampjes en hoeven ze niet altijd een boertje te laten na het eten.
Je kindje van de borst halen
Als je kind van de borst wilt halen, moet je eerst het vacuüm in de mond verbreken, anders zal er veel aan je tepel getrokken worden. Dit kan weer voor kloven en/of pijn zorgen.
Je verbreekt het vacuüm door met een (schone) pink in de mondhoek/wang van de baby naar binnen te gaan tot je voelt dat de baby loslaat.
Het aanleggen kan de eerste 10 seconden pijnlijk zijn. Als een kindje goed aan de borst ligt, zal dit gevoel wegebben. Bovendien krijg je bij goed aanleggen minder snel tepelkloven.
Blijft het pijn doen of denk je dat de baby alleen de tepel in zijn mond heeft of geen goede drinkhouding heeft? Haal hem/haar dan van de borst af en leg opnieuw aan. Als je doorgaat met voeden als een kind verkeerd aanligt, heb je snel tepelkloven, omdat de tepel dan tegen het harde gehemelte van de baby aan schuurt (bij goed drinken komt de tepel helemaal tot aan het zachte gehemelte). Bovendien moet de baby veel harder zuigen als hij of zij niet goed drinkt en zal deze kracht (op de kwetsbare zijkanten van de tepel) ook voor kloven kunnen zorgen en krijgt hij/zij ook minder melk binnen.
Wil je meer weten over het geven van borstvoeding, heb je begeleiding nodig, of wil je een kolf huren neem dan contact op met lactatiekundige Ruth Adriaansensns of of April van Oers. Of kom naar onze borstvoedingsvoorlichting.

Borsten bestaan uit melkliertjes, vetweefsel en bindweefsel. De hoeveelheid vet- en bindweefsel in een borst bepalen de vorm en grootte. Het uiterlijk van een borst wordt dus niet beïnvloed door de melkkliertjes en heeft dus geen invloed op de hoeveelheid en kwaliteit van de borstvoeding. De melkkliertjes komen uiteindelijk allemaal uit in de tepel waar ze hun uitgangen hebben. Om de tepel heen zit een donkere ring: de tepelhof. Op de tepelhof kun je kliertjes vinden (soms duidelijk te zien als bultjes) die vet afscheiden, waardoor je tepel tegen de buitenomgeving beschermd wordt. Om de melkkliertjes en hun afvoerbuizen zitten kleine spieren die de melk naar de tepel kunnen stuwen. Elk melkkliertje kan uitzetten en zo een bepaalde hoeveelheid melk bevatten.
Bij de borstvoeding zijn twee hormonen van belang:
Ook prolactine wordt geproduceerd als de zenuwen in de borst gestimuleerd worden. Hoe meer stimulatie, hoe meer prolactine.
Als er (nog) niet genoeg melk voor de baby is, zal deze vaak willen drinken (honger) en wordt door het veel stimuleren de prolactine- en melkaanmaak opgevoerd. Als er veel melk is, zal de baby zich pas na een uur of vier weer melden voor een voeding en zal PIF zorgen dat de melkproductie wat minder wordt. Het bereiken van zo’n evenwicht kan echter wel 2 of 3 weken duren.
Ruth
Adriaansens
lactatiekundige - zorgpartner van 040verloskunde
Borstvoeding is de meest natuurlijke voeding. Het is beter aangepast aan de specifieke behoeften van een baby. Bovendien is het altijd klaar voor gebruik, gratis en milieuvriendelijk. Borstvoeding verkleint de kans op maag- en darminfecties, infectieziektes en allergische aandoeningen bij je kindje. Op de lange termijn hebben kinderen die borstvoeding hebben gekregen ook een lager risico op overgewicht en astma en ze zijn minder vaak ziek. Ook voor moeders is borstvoeding geven gezond. De binding tussen jou en je kindje is hechter en je herstelt vlotter van de bevallin. Borstvoeding verlaagt de rest van je leven het risico op hartaandoeningen en diabetes type 2. Iedere extra maand dat je borstvoeding geeft, verlaagt ook je risico op een aantal soorten kanker, waaronder borst-, eierstok- en baarmoederkanker.
Welke voeding je je baby geeft, is een belangrijke keuze. Niet alleen voor de ontwikkeling, maar ook voor de gezondheid van jou en je kindje. Je kunt kiezen uit borstvoeding of poedermelk (kunstvoeding/flesvoeding).
Onze praktijk stimuleert het geven van borstvoeding, maar jouw keuzevrijheid is heel belangrijk. Wanneer (volledig) borstvoeding geven geen optie is- om wat voor reden dan ook - zullen we dit uiteraard respecteren. Je krijgt altijd de voorlichting, begeleiding en support die je nodig hebt.
Wil je graag een persoonlijk gesprek met een over de voeding die je wil gaan geven, maak dan een afspraak op ons borstvoedingsspreekuur.